Elfstedentocht 1986
De Elfstedentocht begon voor mij op zondagavond 23 februari, toen om 23.00 uur dhr. Sipkema op “Radio Fryslân” bekend maakte aan de pers dat de tocht op woensdag 26 februari geschaatst kon worden. Dit bericht hoorde ik, toen ik vol spanning in bed naar de radio lag te luisteren. Van slapen kwam daarna in eerste instantie weinig meer. De volgende dag werd er gewoon gewerkt, al was de tocht natuurlijk het gesprek van de dag. In de Leeuwarder Courant stond op de voorpagina:
Uit school, thuisgekomen waren de voorbereidingen al in volle gang. Mijn vader was druk bezig om eten, kleding, schoeisel, enz. Uit te zoeken en te kijken wat het lekkerste zou zitten. Zelf heb ik die dag alleen een speciaal zweet-shirtje bij Jan-Jaap Kooistra opgehaald, met daar op een briefje “voor Kees Paping”. Vervolgens heb ik ’s avonds de familie Zaadstra uit Witmarsum gebeld, om te vertellen dat ik mee zou gaan doen enzelf verwachtte dat ik tussen 15.30 uur en 16.30 uur (misschien) door hundorp zou komen. Een ouderavond op school heb ik afgezegd en om 22.00 uur lagik op bed.
Op dinsdag 25 februari vond de inschrijving voor de tochtplaats in de Frieslandhal te Leeuwarden. Alleen de mensen die lid waren konden zich in laten schrijven.
In de Leeuwarder Courant van die dag stond:
Mijn vader, Huub (mijn broer) en ik werden respectievelijk ingeschreven door mijn moeder, Sylvia Centiago en Seiwy de Boer. De dames vertrokken al vroeg in de ochtend (8.30 uur) in de auto naar Leeuwarden. Met drie startkaarten, buttons en “De laatste gegevens voor deelnemers aan de Elfstedentocht 1986” kwamen ze weer terug.
Sylvia, Ans en Seiwy
Twee niet leden
Ook nu was er nog een gewone schooldag, al had iedereen wel last van de koorts. Na een klûnpartij over de banken in de klas vroeg één van de leerlingen: “Is meester soms zenuwachtig?”
Na school- en vergadertijd was mijn zus inmiddels ook thuis vanuit Weesp.
Zij wilde het spektakel van dichtbij meemaken en zou mijnvader de volgende dag naar de Frieslandhal brengen. Nu was het mijn beurt omalles aan te passen en het eten in te pakken.
Voorbereidingen
De schaatsen werden nog even vakkundig geslepen door buurman Henk v.d. Land (nr.44 wedstrijdrijders 1985) en ook de nieuwe hoesjes werden uitgeprobeerd. Door de blaren gingen de nieuwe schaatsen echter heel moeizaam aan. Na een biefstuk en een bord macaroni nog even het laatste nieuws op de t.v. en toen om 21.30 uur op bed.
WOENSDAG 26 FEBRUARI
Deze dag begon voor vele mensen erg vroeg. Mijn vader, moeder en Dian stonden al om 3.00 uur op, omdat nr.572 na de wedstrijdrijders om 5.15 uur moest starten.
Frieslandhal 4.45 uur
Naar de Zwette 5.20 uur
Zelf heb ik heel goed geslapen die nacht en werd om 5.45 uur wakker van de radio, die door de thuiskomers was aangezet. Beneden gekomen heb ik eerst een bord havermoutpap gehad, me aangekleed en vervolgens voor de t.v. met daarop de beelden van de wedstrijdrijders, zes boterhammen gegeten. Tot voorbij Workum heb ik de kopgroep op de t.v. gezien. Daarna heb ik me verder gereed gemaakt.
Om 8.00 uur vertrok ik samen met een zenuwachtige buurvrouw Ineke de Haan en een glimmend gezicht van de vaseline in de autorichting de Frieslandhal. Door de binnenstad konden we daar heel gemakkelijk komen. In de Frieslandhal aangekomen waren om 8.30 uur net de rijders met de startnummers 16.000 gestart. Dat betekende dat ze drie kwartier voor lagen op het schema.
In de startkooi was het vrij rustig, een gejuich ging echter op toen wij als laatste groep om 9.10 uur mochten vertrekken. Na een wandeling van 1,7 km naar de Zwettehaven, op kapot geknipte gympies (voor de blaren) konden daar de schaatsen onder. Buurvrouw Ineke maakte gauw nog enkele foto’s en nam de gympies mee “Voor een volgende Elfstedentocht”.
Start Zwettehaven
Het eerste stuk ijs naar Sneek zat vol met scheuren en ik moest dus goed opletten, omdat gebleken was dat m’n schaatsen erg kwetsbaarwaren. Overal stonden mensen aan de kant of op de bruggen.
Sommige zongen “We zijn er bijna …” terwijl we nog maar net goed op weg waren.
Ook het spandoek “NOG 198 KM” kan ik me nog goed herinneren. Na drie keer klûne in Sneek werd er voor het eerst gestempeld. Ook naar IJlst zat het ijs nog vol scheuren. Vlak na de tweede stempelpost gebeurde dus, waar ik al steeds bang voor was. Bij het passeren van iemand kwam ik in een scheur, en ja hoor, wat een enorme bocht in de schaats. “Verd…”, dacht ik, “nu maar hopen dat ze hem in Sloten weer recht kunnen buigen, want zo kan ik niet vroegtijdig thuiskomen”. Maar helaas ik kon helemaal niet meer afzetten met de rechterschaats en besloot toen maar om iemand aan de kant te vragen of die een bankschroef had. Vlak voor de brug van Osingahuizen aan de linkerkant vond ik een man (die ik nog steeds heel dankbaar ben) die me gelijk wel wilde helpen. Achter in z’n schuurtje heeft hij m.b.v. de bankschroef en de achterkant van een hamer de schaats weer enigszins recht weten te buigen.
Al met al was ik hierdoor een half uur kwijtgeraakt, maar gelukkig kon ik verder.
Vanaf dat moment ging het niet zo best meer. Ik voelde m’n blaren en had m’n linkerschaats te strak ondergebonden, waardoor ik koude voeten kreeg. In Sloten kreeg ik de derde stempel en bleek Evert van Benthem inmiddels alleen op kop te rijden. Op het Slotermeer werd m’n linkervoet steeds pijnlijker en daarom besloot ik vlak voor de Luts, de schaats wat losser onder te doen. De Luts zat vol scheuren en op enkele plaatsen lag er water op het ijs. Aan het einde van de Luts was een geheime controle, daar werd je kaart geknipt. Gelukkig kwam het gevoel weer terug in m’n linkervoet maar tot Stavoren ging het nog niet echt lekker. Zeker niet bij het klunen aan het eind van de Morra, waar ik bij elke stap m’n blaren voelde.
In Stavoren heb ik na het stempelen voor het eerst wat gegeten en gedronken. Tegen de wind in gingen we via Molkwerum naar Hindelopen. Na het klunen voorbij Hindelopen ging het tegen de wind in opeens iets beter. Schuin achter een groepje, waarin regelmatig iemand viel, waren we vrij vlot in Workum. Daar kregen we van mensen (lekker) lauw water. Na Workum lag er vrij veel zand op het ijs.
In Parrega stond aan de kant een bord met daarop de nummers 1 en 2 van de wedstrijd (Evert van Benthem en Rein Jonker).
Ook op dit gedeelte moesten we twee keer van het ijs. Al werden we hierbij door een heleboel mensen geholpen. Vlak voor Bolsward moesten we door een fietstunnel klunen. In de stad zelf herhaalde zich dit nog een keer. Hier was het overigens erg gezellig en werd je door vele mensen toegejuicht. Misschien hierdoor of door het feit dat de helft er nu op zat, ging het vanaf dit moment steeds beter al voelde ik me wel moe. Daarom besloot ik alvast, om in ieder geval in Witmarsum even van het ijs af te gaan, dan kon ik daar mooi even wat eten, naar de w.c. gaan, m’n sokken en handschoenen laten drogen en nieuwe pleisters op de blaren doen. Na een korte klûnpartij kwamen we in Witmarsum, waar de mensen aan de kant al riepen datje hier 200 meter moest lopen Voor de tweede keer deed ik m’n schaatsen uiten na zo’n vijftig meter lopen zag ik Annet, die me met open armen ontving.
Snel besloten we om naar hun huis te lopen. Het was toen inmiddels precies half vier.
In huize Zaadstra kreeg ik eerst een bak vla. Daarna heb ik snel de spullen op de kachel gelegd en ben toen naar de w.c. gegaan. Inmiddels was er al koffiegezet en stond de koek al klaar. Tijdens het koffiedrinken zag je de beelden op de t.v. van Franeker en de finish in Leeuwarden (“Oei, wat nog een end”). Na een tweede bezoek aan de w.c., het opnieuw aankleden, het meenemen van een stel reserve sokken en de belofte dat ik van het ijs zou stappen als het verder niet zou gaan, werd ik nog even lekker ingesmeerd met vaseline om daarna achter op de fiets bij Annet weer terug naar het ijs te gaan. Na het onderbinden van de schaatsen en het maken van enkele foto’s ging ik daarna weer verder.
Schaatsen onderbinden in Witmarsum
Kaartje fam. Zaadstra
Al gauw bleek dat het na deze grandioze verzorging veel beter ging. Ik had nergens last meer van en had het gevoel of ik niet meer stuk kon. In Kimswerd heb ik de schaatsen bij het klûnen over 300 meter daarom maar aangehouden. In Harlingen moesten ze echter weer uit omdat je daar 800 meter moest lopen. Hier was het ook weer erg druk en werd er volop gezongen.
Buiten Harlingen moesten we nog twee keer van het ijs.
In Franeker was het een dolle boel. Bij het omhooggooien van een uitgedeeld spekkie, botste ik bijna met m’n hoofd tegen een brug. De schrik zat toen even flink in mijn benen. Net buiten Franeker zei één van de schaatsers tegen een vrouw die bij een klûnplaats stond: “U wacht zeker op de laatste rijder”, “Hoezo”, antwoordde deze vrouw, “Nou, dan kun u uw vloerbedekking weer terug in huis leggen”.
Vanaf dat moment werd het echter steeds donkerder. Al gauw moest ik de skibril omhoog doen, om toch nog wat te kunnen zien. Op de Blikvaart aangekomen ging het tempo opeens erg omlaag. Omdat het ijs er daar erg slecht in lag, het er erg smal en donker was, vielen daar enorm veel schaatsers. Deze moest je dan steeds proberen te ontwijken. Hier zat ik voor het eerst over de tijd in!!
Gelukkig werd het naar Bartlehiem wat breder en ondanks het slechte zicht en de vele scheuren probeerde ik toch steeds zo snel mogelijk te schaatsen. Op plaatsen waar licht was (b.v. van auto’s die op het ijs schenen) reed ik steeds zo hard als ik kon. Ook nu waren er nog steeds veel mensen aan de kant die je hielpen bij het klûnen of kreeg je van hun water of stukjes sinaasappel.
In het donker zag je het enorme licht bij Bartlehiem en hoorde je al van ver de mensen juichen en zingen. Bij het bekende kruispunt aangekomen had ik nog precies vier uur te gaan.
Het stuk van Bartlehiem naar Dokkum werd later in de Leeuwardercourant als volgt omschreven:
En inderdaad het was niet best om daar in het donker te schaatsen. Naast de vele scheuren bestond het ijs op sommige plaatsen uit schotsen, omdat een week voor de Elfstedentocht er nog een boot door heen gevaren was. Om de haverklap vielen er mensen en daar vielen dan weer andere mensen overheen.
Toch probeerde ik steeds door te rijden, omdat ik nog steeds bang was dat ik het anders met de tijd niet zou redden. Er waren welmensen met zaklantaarns, maar die reden meestal niet hard genoeg. Eén man meteen zaklantaarn viel op een gegeven moment zelf. Je hoorde meteen het glas rinkelen en helaas ook hij moest verder in het donker onder luid gevloek.
Gelukkig kwam er vlak daarna iemand met een grote zaklantaarn voorbij, die wel redelijk snel schaatste. Daar ben ik toen achteraan geschaatst. Nadat ik hem een paar keer had opgevangen op momenten dat hij bijna viel, vond hij het allang best dat ik vlak achter hem zat.
Ook op dit gedeelte hoorde je nog wel eens een leuke opmerking. Zo ook op een plaats, waar een man met een grote lamp ons waarschuwde voor een grote scheur, waarop een schaatser riep: “’Ach man vergeleken met net lijkt het hier Thialf wel”.
Na de op één na laatste klûnpartij kwam ik om 21.00 uur in Dokkum aan.
Dit was echt het mooiste van de hele Elfstedentocht. De sfeer die daar was, is niet te beschrijven. Rijen dik stonden daar de mensen op de kant te zingen en te juichen als gekken.
Als een orkaan kwam het geluid daar op je af.
Helaas kon je daar niet lang blijven, want hoe zou het op de terugreis zijn naar Bartlehiem??
Nog maar net terug in het donker, kwam ik met m’n linkerschaats voor de zoveelste keer in een scheur en ja hoor, weer een kromijzer. Afzetten ging daardoor niet meer. “Gelukkig” was het ijs zo slecht dat ik er niet zo heel veel last van had. (De volgende dag bleek zelfs dat de buis krom was)
Om 22.00 uur was ik terug in Bartlehiem en toen kon je met het maanlicht erbij weer “redelijk” schaatsen. Vanaf dat moment wist ik met nog zo’n 12 km te gaan, dat ik het nu zou kunnen halen. Ondanks dat ik maar met één schaats af kon zetten vond ik het laatste stuk heerlijk gaan. Met Leeuwarden allang in zicht, maar nog drie kwartier te gaan, had ik al een enorm voldaan gevoel, omdat ik niet gedacht had (en nog een aantal mensen), dat ik ooit zover zou komen.
Na de derde geheime controle en het passeren van iemand die met de schoenen van z’n Noren op het ijs reed, kwam ik voor m’n gevoel helemaal niet moe om 22.45 uur over de finish op de Bonkevaart. De laatste stempel moest je op de wal halen. Tenslotte vertrok je in een warme gezellige bus richting Frieslandhal, waar je de stempelkaart in moest leveren en je je startbewijs weer terug kreeg.
Om tien over twaalf vertrok ik met het openbaar vervoer per bus uit Leeuwarden, waar ik naast Ger Evink zat. Deze werd in Drachten door z’n schoonouders bij het busstation opgehaald en hebben mij thuis afgeleverd. Om kwart voor één werd ik daar verwelkomt door mijn bezorgde moeder en zus. Na wat eten, praten en douchen lag ik om kwart voor twee in bed. Geslapen heb ik niet of nauwelijks, omdat je op zo’n moment een ererondje rijdt. De volgende dag ging om kwart over zeven de wekker voorweer een normale werkdag.
“Bjusterbaarlik” was het wel!!
©KP 01-03-1986